Dorpsleven – Evert Jan de Weijer
  • Berichtcategorie:Archief
  • Bericht gepubliceerd op:21/09/2020
  • Laatste wijziging in bericht:01/06/2022

Een paar weken geleden vertrok ik met een Amsterdamse delegatie naar een vriendelijk dorpje in het verre zuiden van het land. Na de gebruikelijke grappen – ‘best wel ver, dat eindpunt van lijn 5’ en ‘zouden ze hier wel ahornsiroop voor mijn latte hebben?’ – werden we toch wat stiller.

De voorzitter van de kerkenraad kon tijdens zijn speech zijn ontroering niet te baas uit blijdschap om de bevestiging van onze vriendin in de gemeente. De deuren van het kleine kerkje waar de receptie was stonden wijd open. Ik zag de hommels van bloem tot bloem gaan en rook hun vele geuren. Worstenbroodjes gingen Corona Proof van hand tot hand en als geboren en getogen Brabander smolt ik. De ‘Amsterdamse tafel’ probeerde deze warme deken nog lang op afstand te houden met onze onvolprezen Amsterdamse ironie: ‘Waar zou hier het theater zijn, het filmhuis, het festival, het Concertgebouw?’ Om iets te laat te constateren dat wij daar zelf al in geen maanden meer waren geweest. En het is ook al even geleden dat wij de voorzitter van onze kerkenraad zagen huilen.

Wij leven nu al even ons stedelijk bestaan dorpsgewijs. Alsof nu pas mijn oog erop valt, zie ik dat de kleinschaligheid van bijvoorbeeld mijn woonwijk zienderogen toeneemt. Wekelijks neemt een groepje getrouwen op het kerkpleintje voor mij met een kopje koffie de dag door. Afgelopen dagen was er in het huis van de wijk tegenover mij een heuse plantenmarkt en bij de slager grijpt het winkelmeisje automatisch naar de vleeswaren van mijn voorkeuren en zegt dat de betaling ook wel volgende week kan.

Opmerkelijk. Ergens, lang geleden in vooroorlogse jaren, krijgt de stadspredikant Miskotte een mand appels uit de pastorietuin van Voorst. Hij snuift de verleidelijke geur op. ‘Dit is het eigenlijke leven’, had zijn dorpscollega er ietwat triomfantelijk bij gezegd. Natuurlijk snapt Miskotte – landman van huis uit – dat heel goed. Maar hij is het er niet mee eens. Niet voor niets, zo vaart hij in zijn dagboek voort, vestigde het jodendom en later het christendom zich in de stad. Net als Socrates trouwens. Want de stad ligt in de tijd en het dorp ligt in de ruimte. Alleen in de stad is het Koninkrijk der hemelen te verwachten. Het dorp wacht nergens op. Ik begin die tegenstelling steeds geforceerder te vinden. Volgens mij wachten wij allemaal ergens op. Op een worstenbroodje. Op het drogen van onze tranen. Op een kopje koffie met elkaar. Desnoods zonder ahornsiroop.

Geschreven door: Evert Jan de Weijer

 
 
Deel en like deze blog