Hoe ben jij terecht gekomen in de wereld van religieus erfgoed?
‘Dat begint bij mijn theologiestudie hier in Amsterdam. Ik had niet het plan om meteen dominee te worden. Daar voelde ik me nog te jong voor. Daarom ben ik tijdens mijn studie gaan bijverdienen in het Bijbels Museum. In die tijd moesten alle collectiegegevens, vaak nog met de hand geschreven, gedigitaliseerd worden. Dat is een interessant proces, waarbij je de collectie heel goed leert kennen en ook moet nadenken over hoe je de collectie ordent en beschrijft. Daar ben ik me op toe gaan leggen. Zo ben ik in het erfgoedbeheer en de museumwereld terecht gekomen. Tegelijkertijd ben ik, uiteraard samen met collega’s, tentoonstellingen gaan bedenken en maken’.
Hoe kwam je op het punt dat je zelf tentoonstellingen kon gaan maken?
‘Ik had het voordeel dat ik de enige theoloog was in het Bijbels Museum. Dus mocht ik meedenken met allerlei zaken en uiteindelijk het stokje overnemen toen de oude conservator met pensioen ging. Dat was in een periode dat de Bijbel op veel plaatsen vanuit een andere invalshoek werd benaderd. Niet meer alleen als religieus voorwerp, maar ook als cultureel en historisch erfgoed. Dat was een kolfje naar mijn hand.’
Hoe veranderde die blik op de Bijbel of breder op religieus erfgoed dan?
‘In de tijd daarvoor gold een meer evangelische benadering. Dan gebruik je de collectie en het museum om het evangelie uit te dragen. De aandacht verschoof toen naar de cultuurhistorische component, waarbij je bijvoorbeeld laat zien wat de invloed is van de Bijbel op de Nederlandse cultuur. Achteraf kun je wel zeggen dat dit het begin was van wat je in de vakliteratuur de vererfgoedisering van het christendom noemt. De geleefde religies nemen af, want steeds meer mensen seculariseren, dus veel kerken sluiten. Allerlei religieus gebruikte voorwerpen zijn niet meer nodig. Dat wordt soms wel sacred waste genoemd.’
Heilig afval?
‘Ja, Irene Stengs, hoogleraar Antropologie van ritueel en populaire cultuur, heeft die term bedacht. Als je een kerk ontruimt, of zelfs als mensen een Bijbel in huis hebben, dan brengen ze die voorwerpen naar een museum. Want je gooit een Bijbel of een crucifix niet in de vuilnisbak. Er zit toch een gevoel van heiligheid aan. Zo raken de musea overvol en moeten wij steeds bedenken wat we willen bewaren voor toekomstige generaties. Wat is van cultuurhistorisch belang? Gaat een bepaald voorwerp ons iets vertellen over de betekenis van religie of een religieuze groepering?
Als voorwerpen niet meer religieus gebruikt worden, dan verandert hun oorspronkelijke betekenis. Ze waren beladen met religieuze betekenis en emoties door hun context. In een museum staan ze verweesd in een depot of vitrine. Ze verliezen hun zeggingskracht en verhaalkracht als niemand meer weet wat ze ooit betekenden voor de mensen die ze gebruikten. Dan kun je dingen wel netjes op een bordje lezen, maar je komt er niet echt dichtbij. Daarom is het zo belangrijk dat er mensen zijn die de religieuze betekenis van voorwerpen vanuit een “binnenperspectief” nog kunnen overdragen.’
Lukt het om die verhalen te blijven vertellen?
‘Ik merk dat jonge mensen heel geïnteresseerd zijn in het religieuze erfgoed. Zij hebben geen enkele ballast. De frustraties van eerdere generaties over een beperkende kerk hebben ze niet. Maar wat ik merk is dat er een groot verschil zit tussen jongeren bij wie nog wel sporen van religie in de familie aanwezig zijn en bij wie helemaal niet. Zelfs al zijn het ouders of grootouders, dan zitten de verhalen er nog. Dan is er een grotere gevoeligheid naar de voorwerpen en hun geschiedenis.
Ik zie ook veel studenten die uit een al generaties lang geseculariseerd milieu komen. Zij starten echt op een nulpunt, als een toeschouwer. Die moet je, bij wijze van spreken, nog uitleggen wat de Bijbel is. Als je religieus erfgoed wilt begrijpen, is het belangrijk om ook het binnenperspectief van religieuze mensen en gemeenschappen te doorgronden. Ben je in staat je in te leven in hun gedachtengoed? Hoe ze denken, hoe ze voelen, waarom die voorwerpen zo belangrijk zijn?’
Is dat hier anders dan in andere landen?
‘Ja, in mijn beleving gaan we in Nederland anders met ons religieus erfgoed om dan in andere Europese landen. Neem Saint Pauls Cathedral of elke willekeurige kerk in Zuid-Europa. Enerzijds hebben deze religieuze gebouwen de functie van een museum, want alle toeristen gaan ernaartoe, maar ze zijn ook nog elke dag in gebruik. En dat voel je. Dat hebben wij in Nederland veel minder. Dat is een cultuurverschil. Hoewel, er verandert wel iets: neem bijvoorbeeld de Westerkerk, de Sint Nicolaasbasiliek en de Portugese Synagoge. Hun hoofdfunctie is die van een religieus gebouw, maar ze staan ook dagelijks open voor toeristen en belangstellenden.
Tegelijkertijd zijn de oudste drie kerken van Amsterdam niet meer in eerste instantie een kerk. De Heilige Stede of Nieuwezijdskapel, toch een religieuze plek die teruggaat tot de Middeleeuwen, is nu de Dungeon. De Oude Kerk is nu een museum, al wordt daar de traditie en de lofzang nog in stand gehouden door de Oude Kerk Gemeente. En de Nieuwe Kerk is ook een museum. Die wordt nog wel voor de nationale herdenking van 4 mei gebruikt en voor koninklijke huwelijken.’
Binnenkort bestaat Amsterdam 750 jaar. Daarvoor ben jij met het project Religieus Erfgoed Amsterdam bezig. Wat is dat voor project?
‘Het project Religieus Erfgoed Amsterdam op de Kaart is tot stand gekomen samen met August den Hollander. August is hoogleraar Religieus Erfgoed in Nederland aan de faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit. Samen denken wij al jaren na over de toekomst van het religieuze erfgoed in de stad en hoe we dat onder de aandacht van een breed publiek kunnen brengen. Amsterdam wordt vaak geframed als een seculiere stad, maar er is zoveel religie en religieus erfgoed aanwezig. Gewoon op straat. Poortjes, gebouwen, gevelstenen. In de binnenstad, en ook in andere wijken is veel te vinden. Hoe kunnen wij dat onder de aandacht brengen?
Daarvoor zijn we samen gaan werken, als Museum Ons’ Lieve Heer op Solder, een erfgoed beherende en op publiek gerichte instelling , met de VU, een wetenschappelijke en op onderwijs gerichte instelling. Ideale samenwerkingspartners. Samen willen we de stad een cadeau geven. We maken een hele nieuwe, andere kaart van de stad, waarop het religieuze erfgoed de hoofdrol speelt. Daarbij gaan we verder dan alleen de basics. Op de kaart met alle religieuze plekken worden aan de hand van een voorwerp verhalen verteld over de stad en de grote diversiteit aan religieuze gemeenschappen die in verleden en heden het religieuze en culturele DNA van de stad vormen.’
Kun je daar een voorbeeld van geven?
‘Dit schilderij [zie foto] is daar een mooi voorbeeld van uit de protestantse traditie. Het komt oorspronkelijk uit de Zuiderkerk. Het is een schilderij van Ferdinand Bol, waarop koning Cyrus de uit de tempel van Jeruzalem geroofde schatten teruggeeft aan de Israëlieten. Dit soort oudtestamentische Bijbelverhalen zie je vaker terug in de stad. Op orgelluiken uit de zeventiende eeuw staan David of Salomo, de koningen van Israël. In de vroedschapskamer in het stadhuis [nu het paleis op de Dam, red] is het verhaal van Mozes die zeventig oudsten kiest afgebeeld. De keuze voor de verbeelding van juist deze verhalen verraadt een protestantse visie op het bestuur. Stadsbestuurders moesten door God geïnspireerd zijn en zich door het goddelijke woord laten leiden. Dat is een heel belangrijk uitgangspunt voor de protestanten die vanaf 1578 het stadsbestuur vormen. Dat vind ik het leuke aan dit project. Door zo cultuurhistorisch te kijken, kom je van alles te weten over het functioneren van de stad.’
Waarom vind je het belangrijk om de Amsterdammers van nu door die kaart de verhalen van religieus erfgoed te vertellen?
‘Ik wil laten zien dat onze stad erg gelaagd is. Dat het van oudsher een religieuze stad is, die vanaf de zestiende en zeventiende eeuw wordt gevormd door een grote diversiteit aan religieuze gemeenschappen. Er kwamen allerlei migranten naar Amsterdam en er zijn ook al eeuwen lang mensen die we nu seculier, oecumenisch of buiten- of losjes kerkelijk zouden noemen. Als mensen nu dingen roepen over ‘al die vreemdelingen’, dan denk ik ‘kom op zeg, die zijn er al vier eeuwen’. In de zeventiende eeuw was er geen godsdienstvrijheid, maar wel vrijheid van geweten in Nederland. Zo kon iedereen toch een plek in de samenleving verwerven. Dat was lang niet altijd optimaal: niemand wil slechts gedoogd worden en gedwongen worden om onzichtbaar in een schuilkerk zijn of haar geloof te belijden. Maar het was een begin. Daarom zijn begrippen als tolerantie en vrijheid van geweten zo belangrijk om over na te denken. Het gaat altijd om de vraag welke ‘zichtbare’ ruimte geven we elkaar werkelijk?
In oktober begint het feest van Amsterdam 750 jaar. Dan lanceren wij de eerste zeventig plekken op die Andere Kaart van Amsterdam. Iedereen is aangehaakt en komt op de Kaart: migrantenkerken, moskeeën, protestantse kerken, katholieke (schuil)kerken, synagogen en ga zo maar door. Alle stadsdelen doen mee.
Ik denk dat begrip van die religieuze diversiteit en geschiedenis je blik verruimt en het makkelijker maakt om respect te hebben voor ‘een ander’. Als je maar tien of twintig jaar achteruit kijkt, dan zie je een hele beperkte geschiedenis. Kun je de gelaagdheid en rijkheid van de stad door de eeuwen heen zien, dan kun je meerdere werkelijkheden naast elkaar behappen. Ik denk dat mensen dan milder kunnen zijn en meer begrip voor elkaar kunnen hebben.’
Foto’s: Sandra Haverman