Gedenken
Het ritueel van gedenken is al eeuwenoud. In de jonge jaren van het christendom werden christenen vervolgd en stierven velen als martelaar. De oude kerk herdacht hen op hun sterfdag, want de sterfdag is de dag van een nieuwe geboorte. Maar er stierven zoveel gelovigen, dat velen naamloos bleven. Vanaf de vroege middeleeuwen werd er elk jaar één herdenkingsdienst voor alle heiligen en martelaren gehouden: Allerheiligen, en een paar eeuwen later één voor alle overleden gelovigen: Allerzielen.
In de Nassaukerk sluiten we aan bij de traditie van Allerzielen en gedenken we jaarlijks de overledenen op of rond 2 november. We noemen niet alleen de namen van overleden gemeenteleden, maar er is gelegenheid voor alle kerkbezoekers om iemand uit de eigen familie- of vriendenkring te noemen voor wie zij een kaars willen aansteken. Ook de vele naamlozen herdenken we, die stierven door oorlog en geweld, ook de omgekomen bootvluchtelingen op de Middellandse zee. Aan het einde van de dienst vormen de brandende kaarsen een zee van licht.
Ik ben dit ritueel steeds meer gaan koesteren. De aandacht die er is, het samenzijn, de muziek, de teksten en de liederen, alles doet recht aan de overledenen en wie zij voor ons zijn geweest, maar ook aan de nabestaanden, aan de rouw en het verdriet van wie een belangrijke ander moeten missen. Juist de eindigheid van het leven kan ons stil maken en bewust van de waarde van ons leven, en dankbaar voor het wonder dat wij zijn. Zo schoon geweven in de moederschoot en gekend al voordat we werden geboren. Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens, schreef Okke Jager kort voor zijn dood.
Als wij sterven
Voor Franciscus van Assisi, wiens kijk op het leven en de dood mij inspireert, was alles een geschenk van God. We zijn niet de bezitters van ons leven, we hebben het als geschenk te leen gekregen. Als wij sterven, geven wij de adem die wij bij onze geboorte ontvingen, weer terug aan God. Dat is meer dan je er machteloos bij neerleggen, het is een actieve geloofsdaad. En dat kan enorm troosten en bemoedigen.
Bij de dood worden wij van elkaar gescheiden, maar ook weer niet. Bij wie staat thuis niet een foto op een kastje van een overleden ouder of kind, die daar met liefde wordt herinnerd. Gedenken is een vorm van liefhebben. De relatie duurt voort, maar in een andere vorm. En wat is het mooi als dan ook het onvermogen er mag zijn, de onbeantwoorde vragen, “wat ongezegd en onverzoend bleef”, dichtte Huub Oosterhuis (lied 962). Ook dat mag aan God worden teruggegeven. En misschien komt er – wanneer je er aan toe bent – te zijner tijd een nieuw zicht, een nieuw licht op het ’tekort’ en kun je zelfs na jaren nog naar vergeving toegroeien. Als God ons onvermogen voor lief neemt, mogen wij dat ook doen.
In de kerkzaal van de Nassaukerk hangt een herdenkingspaneel met doorzichtige naamplaatjes, waarin de namen gegraveerd staan van overleden gemeenteleden en buurtgenoten. Als het licht op deze gedenkplaatjes schijnt, worden de namen als schaduw zichtbaar op de witte muur erachter. Ik vind dat een prachtig beeld. Wij mogen dan niet eeuwig zijn, maar in Gods licht zijn wij gezien, gekend en geborgen. Als in de dood alles wegvalt, alle maskers, alle rollen die we gespeeld hebben, dan blijft ons alleen nog wat er echt toe doet, Liefde. Of, zoals op iemands grafsteen op de begraafplaats St. Barbara te lezen staat: “Hier, precies waar ik nu ben, ben ik gelukkig in de aanwezigheid van God.”
Lydia Meiling
Predikant Nassaukerk




