Geeske Hovingh: “Je kunt niet zeggen: jij wel, jij niet”

Na de middelbare school woonde Geeske Hovingh acht maanden in Ghana. Sinds vijf jaar ontvangt ze, als algemeen coördinator, in het Wereldhuis uitgeprocedeerde asielzoekers. Vooral mensen uit Noord- en West-Afrika, die zonder ‘papieren’ hopen op een goed bestaan in Nederland. Er zijn grote verschillen tussen de migranten: de reden van vertrek, het doel van verblijf, met gevolgen voor de rechten van de mens. Hoe verhoudt dat zich tot rechtvaardigheid?  

‘Er komen in het Wereldhuis veel economische vluchtelingen, de “gelukszoekers”. Mensen die vanwege armoede of gebrek aan perspectief wegtrekken uit het land van herkomst. Ik kan me goed voorstellen dat iemand vanwege het wonen in een dorpje waar niks is, alleen maar zand en hangende jongeren, denkt: Ik pak die boot. Als je vanuit Noord-Afrika naar Europa kijkt, dan denk je dat het hier beter is. Wat heel pijnlijk is, is dat iedereen dat misverstand in stand houdt. Dus als jij een Tunesiër bent en je hebt het gered naar de overkant, dan zorg je er wel voor dat je met een Adidas-trainingspak voor een dure auto gefotografeerd wordt en je die foto opstuurt naar je thuisland. Dan denkt iedereen: Wauw, ik moet daar ook heen. 

Wat je vaak ziet, is dat mensen op een toeristenvisum naar Nederland reizen en als dat verloopt na drie maanden, blijven ze hangen. Dan gaan mensen undercover in hun netwerk, met een klein baantje, een kamertje. Deze ongedocumenteerden zijn niet verzekerd en ze mogen niet stemmen, maar ze hebben toch op de een of andere manier een oké leven voor zichzelf weten te organiseren.  

 Als je vanuit Noord-Afrika naar Europa kijkt, dan denk je dat het hier beter is. Wat heel pijnlijk is, is dat iedereen dat misverstand in stand houdt.

In het Wereldhuis worden we dag in dag uit met de onrechtvaardigheid van het systeem geconfronteerd, omdat de ongedocumenteerden in Nederland in heel veel opzichten niet de rechten hebben die gedocumenteerden wel hebben. Je kunt niet zomaar naar de dokter. Tenzij het over medische nood gaat. Alle kinderen moeten tot hun 18e naar school kunnen, maar in de praktijk is dat vaak niet het geval. Waar wij als Wereldhuis het meeste mee te maken krijgen, is de problematiek van dakloosheid. Via allerlei omzwervingen komen mensen bij ons met de vraag: So where do I sleep tonight? En dat is echt vreselijk, want dat is nou net wat we niet (kunnen) bieden.  

Vanochtend liep er een moeder met een kinderwagen en een rolkoffer voorbij en gaat iedereen in het Wereldhuis rechtop zitten. Als ze binnenkomt en geen slaapplek blijkt te hebben, is dat loodzwaar. Dan gaan wij toch vaak iets proberen te bedenken: bellen met het Jeannette-Noëlhuis, of het Kleiklooster, of particulieren via KerkBed. Met jonge mannen ben ik harder geworden en kan ik zoiets hebben van: hier heb je een slaapzak, succes. Dan denk ik: die redt zich hopelijk vannacht wel. 

Je kunt niet, als iemand voor je neus staat, zeggen: Jij wel, jij niet.

We zitten nu met de hele rare situatie dat er veel Oekraïense mensen gebruik maken van hulpverlening in Nederland, ook door de vele vluchteling-gezinde mensen. Dat vind ik heel mooi, maar het betekent wel dat de voorzieningen voor de groep waar ik mee te maken heb en het draagvlak ervoor, kleiner wordt. Ik zie ook wel dat iemand die uit Kiev is gevlucht met haar kinderen een ander verhaal heeft dan een gozer uit Tunesië die gewoon hoopt dat hij dat Adidas-pak kan krijgen. Maar je kunt niet, als iemand voor je neus staat, zeggen: Jij wel, jij niet. Dan kom je weer op het stuk: wat is rechtvaardigheid? 

In het Oude Testament zitten stukken tekst waarbij je je kunt afvragen of het rechtvaardig is. Als je het inzet voor je eigen gewin: Het is rechtvaardig als Mijn volk door de woestijn trekt en door de Schelfzee, terwijl de Egyptenaren in diezelfde zee verdrinken. Nou, dat vind ik een ingewikkelde. Net zoals ik het ingewikkeld vind als mensen zeggen: “Yes, dat Russische oorlogsschip is gezonken!” Daar zaten wel 45 mensen aan boord! Dan meet je met twee maten. Het strijden voor een bepaalde vorm van rechtvaardigheid mag nooit ten koste gaan van andere rechtvaardigheid.

Als je naar het Nieuwe Testament gaat, was Jezus er vrij duidelijk over. Die zette zich toch altijd héél erg in voor de nobody’s.

Er zijn in het Wereldhuis zes betaalde krachten en een team ‘kaaskop-vrijwilligers’. Dat zijn trouwens niet allemaal Nederlanders, maar wel mensen met papieren die bij de koffie helpen, buddy zijn of workshops doen. We hebben ook een groep ‘doelgroep-vrijwilligers’: de huismeesters, de schoonmakers, de koks. Allemaal mensen die geen papieren hebben, maar die we gelukkig wel een vrijwilligersvergoeding kunnen geven. Hier doen we dat gewoon, dat hebben mensen verdiend.   

Als je naar het Nieuwe Testament gaat, was Jezus er vrij duidelijk over. Die zette zich toch altijd héél erg in voor de nobody’s. De tollenaren, de hoeren, de mensen die wij natuurlijk ook op een bepaalde manier in het Wereldhuis zien. 

Het gevaar van strijden voor rechtvaardigheid is dat je een soort moraalridder wordt. Daar heb ik wel eens last van gehad, in het verleden. Dan was er een feestje, waren mensen lekker aan het kletsen en kwam ik weer met mijn Wereldhuis-verhalen over hoe erg het allemaal gesteld is met de rechten van de mens. Dat is niet per se sfeer-verhogend. Je moet wel de juiste plek en de juiste groep kiezen om jouw aanklacht tegen onrechtvaardigheid aan de orde te brengen.’